Welkom bij de tweede tentoonstelling van het project intimiteiten.
Eigenlijk had ik Wouter Prins gevraagd hier het openingswoord te doen.
Hij gaat een stuk schrijven voor de publicatie, welke aan het eind van
de expositiereeks in mei 2005 zal verschijnen. Maar helaas kon hij deze
dag niet. Wel heeft hij het stukje geschreven, wat met de uitnodiging
is meegestuurd. Deze wil ik aan u voorlezen en er nog enkele van mijn
eigen gedachtes aan toevoegen.
“Het ligt voor de hand
intimiteit te associëren met het werk van Anne-Marie van Sprang.
Haar figuren in brons, was en porselein zijn immers klein en frêle.
Het zijn beeldjes om te koesteren, te beschermen, tegen het hart te drukken.
Alleen, de figuren zijn niet om vast te pakken, omdat ze dan breken of
smelten. Het is voelen door kijken. Bovendien staan de figuren letterlijk
ver van ons af en eisen veel ruimte voor zich op. Een paar kleine beeldjes
volstaan voor een tentoonstelling.
Het is in deze afstand dat de figuren intimiteit in het spel brengen.
Een intimiteit die ons ontglipt, die wij niet kunnen ‘vatten’.
Alleen het verlangen blijft.”
Bovendien staan de figuren letterlijk
ver van ons af en eisen veel ruimte voor zich op… Het is in deze
afstand dat de figuren intimiteit in het spel brengen…
Dat waren de zinnen, die mij aan
het denken zetten. Staan de figuren letterlijk ver van ons af in de zin
van hoe kleiner iets is, hoe verder iets weg lijkt?
Op de uitnodigingskaart zien we een afbeelding van twee handen, die samen
een verrekijker vormen. Het affiche nu toont twee cirkels alsof je het
afgebeelde weer door die kijker ziet en eenmaal binnengekomen zijn alle
beelden op één horizon geplaatst, wat hen een enorme ruimte
geeft en daarmee ook een bepaalde afstand. Onbewust is de verrekijker
alsmaar teruggekomen. Als je die afstand als toeschouwer weet te overbruggen
is er onmiddellijk ook weer sprake van een bepaalde intimiteit, iets tussen
jou en het wondertje, dus jouw wondertje.
Verder voel ik me bijna beschroomd bij het kijken naar Annemarie‘s
beeldjes. Juist omdat het werk zo open en bloot in de ruimte getoond wordt,
voel ik mij als voyeur betrapt, zodat iedereen mij kan zien kijken, alsof
het niet echt voor mij bedoeld is.
Het meest dicht bij jezelf is je
eigen lichaam, zijn je eigen handen. En het meest afstandelijke dat je
ermee kan doen, is er een verrekijker mee vormen. Maar is dat eigenlijk
wel zo?
Een verrekijker haalt toch juist de verte dichterbij? Maar het gekke is,
ook al tuur je ermee de horizon af, tegelijkertijd maakt een verrekijker
de wereld altijd zo klein. Je verliest namelijk de weidsheid en legt daarmee
die ongelofelijk grote hoeveelheid aan gegevens en mogelijkheden naast
je neer. J e k i e s t , je beperkt jezelf, omdat je inzoomt op één
détail, focust op één speciaal iets. En dat is ook
het indrukwekkende in het werk van Anne-Marie, die concentratie en aandacht
waardoor in elk detail weer een heel universum verscholen ligt.
teja van hoften 30 oktober 2004
Daarnaast nog een zakelijke mededeling. Aan het eind van deze reeks tentoonstellingen
komt er een boekje uit A 5 formaat, met een tekst van mijzelf (korte inleiding)
en van Wouter Prins en natuurlijk veel foto’s, van wat u hier hebt
kunnen zien. U kunt de realisatie van het boek mede mogelijk maken door
daar nu al voor in te tekenen voor het bedrag van 10 euro. Daarvoor al
onze dank en mede dank aan onze sponsors de provincie Zeeland, Stichting
Herinneringsfonds Vincent van Gogh , CBK Zeeland en de gemeente Schouwen-Duiveland.
|