Dat alles verleidt me om nog intenser te kijken en te luisteren

13 april 2016 - hans overvliet, recensies en blogs, zoet en zout

Garagedoor 2 december’, 2012. Een video van Astrid van Nimwegen. Een schuurdeur omkadert een vlak winterlandschap dat zich vanuit een aantal betonplaten ontwikkelt. Die platen reflecteren en verdubbelen daarmee het landschap en de donkergrijze lucht. Er beweegt weinig tot niets in een ogenschijnlijke stilte. Ogenschijnlijk, want het gekwetter en gezang van vogels vormt het geluidsdecor. Op de een of andere manier vibreert in mij John Cage’s 4’33” (four minutes, thirty-three seconds). John Cage (1912-1992) schreef het stuk in 1952. Het experiment versterkte zijn opvatting dat absolute stilte niet bestaat zonder geluid. Je hoort nog altijd je eigen ademhaling en voelt de hartslag. Gedurende 4 minuten en 33 seconden nam de pianist plaats achter de piano zonder maar één klank voort te brengen. Door deze ‘compositie’ herdefinieerde de ‘componist’ stilte als een afwezigheid van intentioneel geluid of het opheffen van bewustzijn.
De stilte van Cage doet me dus juist luisteren naar het geluid in Garagedoor 2 december, 2012. Met die bagage bekijk en beluister ik ook de andere video’s van van Nimwegen: Vertical Slice of Landscape, 2012, Birdspotting Houses’, 2012. Ik hoor dat in de meeste video’s het gakken van ganzen nadrukkelijk, sterker, soms dominant aanwezig is.
Zo’n tien jaar werkte ik onder meer als onderwijsadviseur / coach op wat nu Edudelta heet. Daar sprak ik veel met studenten, hun ouders en docenten van de afdeling ‘landbouw’. Telkenmale was het terugkerend thema wijken of blijven. Nam je als opvolger [ v/m ] het bedrijf over of trok je – vrij van de soms generatielange familielast – de wijde wereld in. Voorgoed of met het voornemen terug te keren. Het grondgebonden karakter van landbouwbedrijven en – met name in Zeeland – haar religieuze inbedding – geeft dit dilemma voor buitenstaanders [ m/v ] een bijna niet te begrijpen emotionele lading mee; nooit was de uitdrukking ‘een duivels dilemma’ meer van toepassing.
Ook van Nimwegen stond op enig moment voor die keuze en besloot te wijken om vervolgens terug te keren om – voor hoe lang? – in Zeeland te blijven. De ganzen, immers ook een wijkend, terugkerend en blijvend volkje, begeleiden haar kennelijk op haar tocht.
Ik blijf nog even bij de genoemde video’s van van Nimwegen omdat die mij een ingang geven tot haar huidige werk in de Bewaerschole. Een ingang naar haar open, minimalistische poëzie die een schier eindloze stroom associaties op gang brengt; vertrekkend vanuit ‘haar’ Zeeland, maar in zo’n universele taal dat nergens een grens te trekken is.
Op de homepage van de Bewaerschole citeert van Nimwegen Tarkovsky uit zijn ‘The Artist’s responsibility – Sculpting in Time’ uit 1986: Cinema uses the materials given by nature itself , by the passage of time, manifested within space, that we observe about and in which we live.
De duizelingwekkende en schier eindloze beeldenstroom die dagelijks op ons afstormt zet van Nimwegen met haar video’s soms bijna stil, hier in de Bewaerschole vertraagt ze die stroom.
Bij van Nimwegen resulteert dat eerste in werk waarin – zoals ze zelf zegt licht en tijd de ruimte krijgen om langzaam te veranderen. Met dat laatste – de vertraging – introduceert ze een soort van esthetisch bedrog.
De Italiaanse dichter Dino Segre daarover: We hebben genoeg aan het ware, het menselijke, het waarschijnlijke. Enkel in het bedrog is er schoonheid. Wij zijn geneigd de autoriteit en de waarachtigheid van het beeld in twijfel te trekken – zeker in geconstrueerde tentoonstellingsruimten. Het gevolg daarvan is dat we ons met een rustig gemoed overleveren aan de geneugten van de artistieke simulatie zonder inhoud, context, narratie, etc.
Van Nimwegen sluit daar met haar werk ogenschijnlijk naadloos op aan: de video’s van zoete en zoute wateroppervlakken worden immers iets vertraagd gepresenteerd. Daarmee komt ze ogenschijnlijk in het bereik van het esthetische ‘bedrog’ van Segre.
Maar resultaat van ‘het bedrog’ in deze tentoonstelling verkeert vreemd genoeg in haar tegendeel: inhoud en context komen juist tevoorschijn, komen ver af te staan van de romantische connotatie
die immers ook schuil gaat in het citaat van Segre; wanneer je even niet oplet bij haar werk verwar je het heel snel met het concept van de 19de eeuwse goddelijke schoonheid van de natuur.
Want de stem van van Nimwegen die zachtjes uit twee geluidsboxen weerklinkt – inderdaad één voor ‘het zoete’ en één voor ‘het zoute’ – brengt me met korte zinnetjes juist bij een poëtische narratie, duidt nauwelijks waarneembare verschillen, introduceert haar private observaties, kortom introduceert ook een objectiviteit en daarmee een rationaliteit. Dat alles verleidt me om nog intenser te kijken en te luisteren en laat op een gegeven moment mijn innerlijk beeld – ik woon immers hier en ken de beelden van zowat alle wateren in deze provincie – op enig moment samenvallen met het hare; alles wordt stil.
Wanneer ik me daarna voorzichtig in de verduisterde ruimte van de Bewaerschole beweeg, reageren twee glazen water op een sokkel op mijn energie – één met zoet, één met zout water – met daarboven een blauw lampje: het water resoneert mee met mijn voetstappen, bijna onzichtbaar. Maar het beeld van de uitvergroting van de reflectie van het trillende water op de vloer is evident: mijn energie valt hier en nu samen met haar werk.
Inhoud, context en poëtische narratie komen zo opnieuw aan de orde: de uitgebalanceerde schoonheid die van Nimwegen aanbiedt in dit werk staat of valt met het leveren van mijn eigen energie – fysiek, intellectueel, emotioneel en intuïtief.

Middelburg, woensdag 30 maart 2016
Hans Overvliet | beeldend kunstenaar / curator

16_HANS OVERVLIET_BEWAERSCHOLE 1Foto ©Giel Louws |2015