Zoet water, drinkwater voor mens en dier, water dat bieten kan laten groeien, tarwe, vlas … zulk water is niet vanzelfsprekend op een eiland in zee. Toen de Gentse lakenhandel Zeeuwse eilanden koloniseerden zochten ze zilte ruimte voor hun schapen, maar ook zoet water. In Burgh Haamstede staat de Bewaerschole, loopt er een serie tentoonstellingen met als thema Balanceren tussen Zoet en Zout. Een twaalftal kunstenaars onderzoekt hoe die balans in Zeeland aan het veranderen is, in het landschap, en dan niet alleen in de natuur en de landbouw, ook in de dorpen, en vooral in de cultuur, in de hoofden van de mensen. Wij, Anne Ausloos en Jeroen van Westen zijn twee van die kunstenaars. We werken al ruim drie jaar mee, tot nu toe concentreerden we ons op hoe zout zichtbaar is in de klei, als aarde, en in de Middeleeuwse bakstenen, de kloostermoppen. In de komende twee jaar willen we ons vooral bezig houden met de ‘kunst’ van zoet water oogsten en bewaren. Enkele mensen hebben ons al een beetje op weg geholpen, en prachtige verhalen verteld, ons gewezen op putten en kelders, maar er is zoveel verdwenen dat we blij zijn met de mogelijkheid om via deze weg te vragen naar wie nog herinneringen heeft aan drinkwater voor mens, dier, plant. Verhalen over bouw, onderhoud, en gebruik van waterputten, of regenbakken zoals ze hier heten, cisternen, over hollestelles, poelen, waterhuisjes, dorpspompen, waterdragers. Over water voor de dieren, voor de mensen, voor het schoonmaken, voor … En, als er nog restanten zijn die we mogen komen bekijken, dat zou prachtig zijn.
Vóór de inundatie van 1944 hadden we twee regenbakken op “Luchtenburg” (een boerderij onder Haamstede niet ver van de Plompetoren) en geen waterleiding. In 1935 was er voor mijn vader en moeder een tweede huis gebouwd dat dichter bij de kreekrug westelijk van de boerderij stond. Er kon daardoor zoetwater opgepompt worden via een handpomp in de bijkeuken waarmee een watertank op zolder kon worden gevuld. Zodoende hadden we water en zelfs een aansluiting op de stortbak in de wc. Maar na het beëindigen van de oorlogsinundatie in 1945 was het grondwater zout geworden en de handpomp vast geroest (we waren bijna één jaar geëvacueerd naar het dorp Haamstede). Daarmee was de luxe van ‘stromend’ water voorbij en gingen we verder met water uit de regenbak dat via een grindfilter daarin liep.
Wim de Vrieze
Schouwen-Duiveland liep niet voorop met het aanleggen van een openbare drinkwaterleiding voor iedereen. De noodzaak om zelf je eigen zoetwatervoorraad aan te leggen en te beheren was hier geperfectioneerd. Vanaf 1900 oefent de overheid druk uit om uit hygiënisch oogpunt over te gaan op gecontroleerd water voor iedereen. De inundatie van Schouwen Duiveland, en vooral de ramp van 1953 met daarna een half jaar eb en vloed over grote delen van het eiland gaf de nekslag aan de traditionele zelfvoorziening in zoet water. De putten werden gevuld met zout slib, en ook al werden de regenbakken schoon gemaakt, het nieuw verzamelde water werd meteen brak. Van de ene op de andere dag verdween een dagelijkse cultuur, zo gewoon dat niemand zich er bewust van is hoe bijzonder die was.
Jammer dat we zijn vergeten hoe veel we ieder voor zich, of als collectief kunnen doen aan regenwater oogsten. En vooral zijn we vergeten hoe goed juist eilanders dat konden. We hopen dat er onder de lezers nog herinneringen leven, en waarschijnlijk is er op Schouwen-Duiveland meer van over dan een eerste globale inventarisatie ons heeft opgeleverd. Reacties naar info@bewaerschole.com
Jeroen van Westen – Anne Ausloos