MICHIEL VAN OPSTAL

Uitgangspunt is een wandeling langs de vierentwintig duinovergangen op Schouwen-Duiveland. Wat valt op als je jezelf van duinovergang naar duinovergang begeeft? Dat je steeds geconfronteerd wordt met een tegenstrijdig zicht: aan de ene kant de woeste zee, aan de andere kant de getemde polder.Deze tegenstelling kun je verder uitwerken:

Zee                                                     Polder
Woest                                                Kalm
Onvoorspelbaar                               Gepland
Natuur                                              Cultuur
Mysterieus                                          Helder
Gevoel                                              Ratio
Rond                                                 Recht
Veranderlijke watermassa                Statisch raster
Chaos                                               Orde
Onbepaald                                      Gedetermineerd
Romantiek                                        Verlichting
Natuurkracht                                    Menselijke techniek
         


Bovenstaande dualiteit vormt al eeuwenlang de essentie van het Nederlandse landschap. Nederland is een schoolvoorbeeld van een kristalhelder verlichtingsgeloof. Met genoeg wetenschap en techniek kunnen we de chaotische natuur naar onze hand zetten, de ruig om zich heen spattende zee onder controle krijgen. Maar soms slaat de natuur terug. In 1953 braken de dijken en verzwolg de zee het landschap. Voor een kortstondig moment overwon de natuur de techniek. Veel menselijke ellende was het gevolg. Als je goed kijkt zie je de littekens van de watersnoodramp nog in de Zeeuwse polder.
De strijd tegen het water is een strijd tegen de eeuwigheid. Altijd is er de dreiging dat de natuur zijn korset afwerpt, zijn onstuimigheid toont en de kracht van de vernietiging over de polder laat rollen. Tegen de natuur kun je alleen een tijdelijke overwinning boeken. De dreiging blijft. Iedere duinovergang geeft uitzicht op de voortdurende spanning tussen polder en zee, tussen controle en bandeloosheid, leefbare wetmatigheid en verslindende vrijheid. Op een duinovergang heerst een ambigue ervaring. Enerzijds kijk je naar de polder en kom je superlatieven te kort voor zoveel technisch vernuft, wil je dat de mens doorgaat met zijn dappere poging om de zee te trotseren, zijn leven veilig te stellen en een landschap te construeren naar zijn beeld en gelijkenis, een landschap waarin de mens tot volle wasdom komt en hij al zijn talenten botviert. Anderzijds kijk je naar de zee en voel je jezelf klein worden, de nietigheid tegenover de wilde natuur sijpelt langzaam door je bloedvaten, tot het moment dat je jezelf overgeeft aan zoveel sublieme macht. Je kunt niet anders dan respect (en angst) hebben voor de onbegrijpelijke kracht van het water, de grilligheid van de schuimkoppen en de onvoorspelbare dynamiek van de golven. Ergens heel diep van binnen kriebelt de stille hoop dat de zee al die rechtlijnige planmatigheid aan de andere kant van de duinen met één woeste vloedgolf teniet doet.
Een onderzoek naar deze ambivalente landschapservaring van zee en polder, van woeste onbepaaldheid en fijnzinnig gestructureerde maakbaarheid, van destructie en creatie, vormt de kern van mijn curatorconcept. Het Zeeuwse landschap is het ultieme gemaakte landschap, het legt in al zijn rationaliteit continu een getuigenis af van de wil om te beheersen. Maar doordat dit nooit helemaal lukt is het ook een dramatisch landschap, een getraumatiseerde plek waarin het verleden van de Watersnoodramp de toekomst achtervolgt.
Wat mij fascineert aan iedere maakbaarheidsgedachte is het geloof in de totale uitbanning van het toeval en daaraan gekoppeld het geloof dat deze reductie van spontaniteit automatisch zorgdraagt voor een paradijselijke samenleving. Hoe treffend is deze gedachte?

Hoe maakbaar is de natuur?
Hoeveel maakbaarheid kan een landschap verdragen?
Hoeveel vernietiging kan een landschap verdragen?
Hoe ideaal is het ideaal van de landschappelijke maakbaarheid?

Ik heb twee filmmakers uitgenodigd: EMMELY VAN MIERLO en JOS MEYERS. Eén van hen maakt een film over de zee, de ander over de polder. Bij het maken van hun films is de botsing tussen zee en polder uitgangspunt. Persoonlijk werk ik mijn curatorconcept verder uit in een essay waarin ik letterlijk de grens verken tussen zee en polder. Ik wandel over de vierentwintig duinovergangen en bij ieder uitzicht wijd ik een aforisme aan de spanning in het Zeeuwse landschap. De drie eindproducten worden tegelijkertijd in de Bewaerschole gepresenteerd.